Randvoorwaarden en realisatie

Zowel het praktijkgericht onderzoek als ook Regieorgaan SIA gaan een nieuwe fase in. Met Investeren in impact kiest SIA positie. Met betrekking tot de verdere ontwikkeling van het praktijkgericht onderzoek én met betrekking tot de plaats van dat onderzoek in het landelijke systeem. Dat doen we vanuit een eigen verantwoordelijkheid, maar altijd in goede afstemming met de hogescholen.

In de meest recente evaluatie van NWO door de commissie Rinnooy Kan constateerde de evaluatiecommissie dat SIA een positieve rol heeft gespeeld bij het aansluiten van hogescholen op de instrumenten van NWO. Maar ook dat het huidige instrumentarium van NWO nog beperkt is toegesneden op het stimuleren van de ketenbrede samenwerking met hogescholen en TO2-instellingen en dat verbetering nodig is.

SIA levert graag een bijdrage aan deze ontwikkeling. De commissie constateert daarbij terecht dat de tijd nog niet rijp is om SIA volledig te integreren in NWO, maar ziet dat, onder voorwaarden, wel als een optie op termijn: "voor nu is het vooral van belang dat SIA de ruimte krijgt zich verder te ontwikkelen. Wellicht kan dat ook helpen om de aandacht voor toegepast (praktijk)onderzoek te versterken binnen het ‘DNA’ van heel NWO."

Om onze rol goed te kunnen blijven spelen en de ambities zoals verwoord in deze strategie te kunnen realiseren, moet er aan drie randvoorwaarden voldaan worden: een sterke SIA-organisatie, een verdieping van de samenwerking met NWO en voldoende middelen.

Inhoud

Randvoorwaarde 1: We blijven onze organisatie versterken met het oog op het realiseren van onze ambities.

De positionering en de strategie van SIA sluiten aan op de fase waarin het praktijkgericht onderzoek zich bevindt en op de toekomstige gewenste ontwikkelingen. Hogescholen en onze partners en stakeholders verwachten van SIA een organisatie met een heldere visie, missie en identiteit.

Ten behoeve van deze interne organisatieontwikkeling richten we ons op:

  1. strategische personeelsontwikkeling gericht op verdere professionalisering van het bureau en op het aantrekken van nieuwe medewerkers met affiniteit met praktijkgericht onderzoek van hogescholen;
  2. de ontwikkeling van een impactkader waarmee we als organisatie samen met onze partners via een lerende aanpak werk maken van het monitoren en zichtbaar maken van onze impact en ons als kenniscentrum verder kunnen ontwikkelen. De interne doorontwikkeling van SIA is een gezamenlijke onderneming van alle geledingen van de organisatie, inclusief de stakeholders en partners die zich in het bureau en het bestuur moeten kunnen blijven herkennen.

Randvoorwaarde 2: We verdiepen de samenwerking met en binnen NWO.

SIA is als zelfstandig regieorgaan ondergebracht bij NWO. De komende periode werken we binnen NWO aan verdere verbinding, interactie en samenwerking met de andere NWO-onderdelen, -instituten, -domeinen en de centrale organisatie. Hierbij hebben we speciale aandacht voor thematische programma’s als de NWA, het KIC en het Nationaal Groeifonds, maar staan we ook open voor intensivering van de samenwerking met de domeinen binnen NWO waar dat meerwaarde heeft.

Samen met NWO en de andere convenantpartners zetten we stappen op weg naar een goede verankering binnen NWO en het vanzelfsprekend onderbrengen van verbinding en financiering van praktijkgericht onderzoek in de opdracht en missie van NWO, uiterlijk in 2033. We werken samen met OCW en NWO toe naar de wettelijke verankering van praktijkgericht onderzoek in de verantwoordelijkheid van NWO.

Randvoorwaarde 3: We realiseren een groei van het SIA-budget in overeenstemming met de geformuleerde ambities.

Een randvoorwaarde om samen met de hogescholen onze ambities te kunnen realiseren is zicht op verdere verruiming van het budget voor praktijkgericht onderzoek van hogescholen in het komende decennium. Hierbij is het van belang om met de hogescholen te streven naar een optimale verhouding tussen 1e en 2e geldstroom. Het startpunt hierbij is het PwC-rapport over de bekostiging van het mbo, het hoger onderwijs en het praktijkgericht en wetenschappelijk onderzoek. Dit advies is de basis voor de huidige kabinetsinvesteringen in het praktijkgericht onderzoek.

In de optimale verhouding dient er een stabiele basisfinanciering te zijn (1e geldstroom) met daarnaast een middelenstroom die onderzoekers op kwaliteit uitdaagt om in nationale en internationale consortia hun bijdrage te leveren aan de urgente maatschappelijke opgaven (2e geldstroom). Bij de 2e geldstroom is het van belang dat de aanvraagdruk en de honoreringskans in de verschillende competities in balans is met de werkdruk voor de aanvragers. Dit is een bepalende voorwaarde voor verdere kwalitatieve en kwantitatieve groei van het praktijkgericht onderzoek.

Samen met de VH richten we een werkgroep in die uiterlijk 2024 adviseert over de benodigde budgetverruiming, de verdeling hiervan over 1e en 2e geldstroom en de (geoormerkte) verankering hiervan in het NWO-budget.