Samen slim vergroenen
De maatschappelijke urgentie van vergroening is groot: het draagt bij aan biodiversiteit en klimaatadaptatie. Gemeente Eindhoven zet daarom in op vergroening, maar krijgt niet altijd de buurtbewoners mee. Hoe betrek je hen en maak je ze warm voor een groenere omgeving? Onderzoekers van Fontys Hogeschool en consortiumpartners onderzochten het in het KIEM GoCI-project Intelligent en participatief vergroenen.
Betrek de bewoners
Als proeftuin werd de wijk Limbeek in Eindhoven gekozen. De gemeente had de wens om in deze groen-arme wijk particuliere tuinen te verbinden met het groen in de wijk. Ondanks dat een gemotiveerde buurtgroep al bezig was met groene initiatieven, merkten wijkbeheerders dat het lastig was om buurtbewoners mee te krijgen in deze plannen.
“Het is vaak geen onwil”, vertelt Niels van Maaren, onderzoeker aan Fontys en projectleider van Intelligent en participatief vergroenen. “Veel bewoners zijn zich niet bewust van wat ze zelf kunnen doen, wat het effect van ogenschijnlijk kleine acties is en dat er geld vanuit de gemeente beschikbaar is voor burgerinitiatieven."
Samen met Jos Pieterse, ook onderzoeker aan Fontys en research manager bij Centre of Expertise Circularity and Sustainability, diende hij een aanvraag in voor KIEM GoCI om te onderzoeken wat ervoor nodig is om mensen op buurtniveau in beweging te krijgen.
De Small Five
Niels van Maaren: “We zijn op zoek gegaan naar een methode om bewoners enthousiast te krijgen voor de natuur om hen heen. In eerste instantie wilden we hier een app voor inzetten, maar we merkten al snel dat verbinding essentieel is.”
Verbinding tussen buurtbewoners onderling, tussen bewoners en beleidsmedewerkers, maar ook tussen de bewoners en hun omgeving. Tijd dus, om zonder technologie de omgeving te verkennen en te kijken wat zich daar bevindt. Om bewoners op weg te helpen introduceerden de onderzoekers de Small Five: 5 dier- en plantsoorten die in de buurt voorkomen maar die wel een steuntje in de rug kunnen gebruiken. De Small Five zijn geselecteerd op basis van data uit de Nationale Databank Flor en Fauna.
“We hebben geselecteerd op voor bewoners waarneembare soorten. Dit kan per buurt verschillen”, vertelt Niels van Maaren. “Voor Limbeek kwamen we uit op de dwergvleermuis, de egel, de gehakkelde aurelia, de gierzwaluw en de vos. Het idee is dat bewoners een soort kunnen adopteren. Wat vindt zo’n egel nou fijn en welke aanpassingen kan ik in mijn tuin doen om de egel aan te trekken? Door het zo concreet te maken raken mensen betrokken.”
Nuttige inzichten uit veldonderzoek
Bij het onderzoek zijn studenten betrokken die de minor Circulaire Economie volgden. De studenten, afkomstig uit het sociale, economische en technische domein, werden de wijk ingestuurd om veldonderzoek te doen; wat speelt er in de wijk wat relevant is voor participatie in vergroening?
Niels van Maaren: “Ook bij de studenten merkte je eerst wat aarzeling, maar door ze met gerichte opdrachten op pad te sturen is er veel input opgehaald die tot nuttige inzichten heeft geleid. Mensen zijn bijvoorbeeld minder gemotiveerd om het groen in hun wijk bij te houden als daar continu afval in wordt gegooid of als er een parkeerplaats wordt aangelegd naast zo’n groenstrook.”
Anders kijken naar groen
De begeleiding van Marije van der Park van STUDIO Van der Park was onmisbaar in het project. Vanuit haar rol als ontwikkelaar van (eetbare) ecosystemen in publieke ruimten ging zij met buurtbewoners in gesprek over wat biodiversiteit nou eigenlijk is.
“Bij veel mensen heerst het beeld dat groen in de wijk een grasveld met een boom is”, aldus Marije van der Park. “Maar als je overal dezelfde gewassen neerzet dan doet dat niks voor de biodiversiteit. De kunst is de natuur de vrije loop laten; juist die herfstbladeren laten liggen, zodat de egel zich thuis voelt.”
Hierover in gesprek gaan en samen observeren wat er gebeurt levert betrokkenheid op. Marije van der Park: “Er zullen altijd mensen zijn die je niet meekrijgt – mensen die er geen tijd voor hebben of die gewoon niet willen – maar dit project laat zien dat je met de juiste benadering een hoop mensen geïnteresseerd kan krijgen.”
Tips voor aanvragers
Eind maart wordt het KIEM GoCI-project afgerond. Jos Pieterse: “Een jaar vliegt voorbij. Bij de aanvang van zo’n project ben je op papier wel een consortium, maar het kostte toch nog wel 3 à 4 maanden voor dat in de praktijk ook zo was. Dat zou vanuit ons een tip zijn aan aanvragers: zorg dat je al een keer samenkomt voor de start van het project.”
“Daarnaast is het raadzaam om het consortium klein te houden. We merkten dat er steeds meer partijen betrokken raakten, maar hoe groter het consortium, hoe groter de uitdaging om een moment in de agenda te vinden om samen te komen. Dus houd het kernteam klein.”
“En nog een tip”, vult Niels van Maaren aan: “Schat de materiële kosten ruim in. Er komt toch vaak meer bij kijken dan je denkt, vooral ook voor de doorwerking en kennisdeling. Dat zijn kosten die je snel vergeet, bijvoorbeeld voor het drukken van een poster.”
Zet de verbinding centraal
De onderzoekers en consortiumpartners zitten nu in de afsluitende fase van het project en maken de balans op. Hoe kunnen de inzichten worden omgezet in concrete resultaten? Marije van der Park: “We zijn nu aan het kijken of we een ontwerp kunnen maken voor het groen in Limbeek, waarin we de Small Five kunnen laten floreren.”
Niels van Maaren over de opbrengsten: “Het is een exemplarisch onderzoek geworden, dat als inspiratie kan dienen voor andere wijken. Daar bestaat de Small Five wellicht uit andere soorten, maar de inzichten die we hier hebben opgedaan zijn breed toepasbaar.”
“Bijvoorbeeld dat verbinding essentieel is om mensen in beweging te krijgen. En voor het slagen van burgerinitiatieven is het belangrijk dat de gemeente deze initiatieven community-up ziet en dat bewoners eigenaarschap voelen. Dat bereik je niet door een app in te zetten, daarvoor moet je echt met elkaar in contact komen. Vanuit dat community-gevoel kunnen er hele mooie dingen ontstaan.”
“En ook een wijze les,” vult Jos Pieterse aan: “houd het simpel. Wij merkten bijvoorbeeld dat de titel Intelligent en participatief vergroenen veel minder aanspreekt dan samen slim vergroenen. Het hoeft allemaal niet zo ingewikkeld. Dat zijn mooie inzichten voor vervolgprojecten.”