SERENE: samenwerken aan energieneutrale communities

In de gemeenschappen Aardehuizen en Vriendenerf in het Overijsselse Olst doet Saxion samen met onder meer de Universiteit Twente onderzoek naar duurzame en geïntegreerde energiesystemen in lokale gemeenschappen. Het project is een samenwerking met onderzoekers uit Denemarken en Polen.

Zelfvoorzienende energiegemeenschappen

Het groepje huizen in Aardehuizen doet een beetje hobbit-achtig aan, met hun koepeldaken en veel groen eromheen. Maar er gaat veel technologisch vernuft onder schuil: ze zijn op ecologische wijze gebouwd van restproducten, zelfvoorzienend in hun energie, met een eigen water- en rioleringssysteem.

Deze leefgemeenschap is onderdeel van het grote internationale onderzoeksproject SERENE, waarin 3 landen samenwerken aan onderzoek naar zelfvoorzienende energiegemeenschappen. De financiering komt uit de Europese subsidieregeling Horizon 2020. De onderzoeksresultaten dragen bij aan de versnelling van de energietransitie. De basis voor het Nederlandse onderzoek is onder meer gelegd in 2 projecten uit de KIEM-regeling van Regieorgaan SIA.

SERENE

Lector Richard van Leeuwen

Vraaggestuurd

SERENE staat voor Sustainable and integrated energy systems in local communities. Centraal in het project staat de vraag: hoe kun je, in samenwerking met gebruikers, betaalbaar en lokaal hernieuwbare energie opwekken en opslaan, zonder bijvoorbeeld het energiesysteem te overbelasten?

“De vraag is ontstaan doordat de bewoners zich afvroegen: hoe kunnen we meer van onze eigen opgewekte energie zelf gebruiken én voorkomen dat we netcongestievraagstukken krijgen?” legt Richard van Leeuwen uit. Hij is lector Sustainable Energy Systems bij Saxion.

“De bewoners geven de onderzoekers ook feedback over het gebruik van de systemen. Bijvoorbeeld ook wat voor soort ICT-systeem hiervoor het meest gebruiksvriendelijk is. Ook dat is een belangrijke onderzoeksvraag in dit project. Een uiteindelijk doel is om businessmodellen te creëren die we kunnen kopiëren en opschalen naar grotere gemeenschappen, om zo de energietransitie te versnellen.”

SERENE

Projectleider Cihan Gercek

3 landen

In de 3 landen gebeurt het op verschillende manieren. In Denemarken werken de onderzoekers bijvoorbeeld met een systeem dat overdag zonne-energie opslaat als warmte in zout. Die warmte kan ’s avonds weer gebruikt worden als energie. In Polen wordt geëxperimenteerd in een schoolgebouw, bedrijventerrein en energiecentrale. En in Nederland, in de Aardehuizen- en Vriendenerfgemeenschappen, met slimme energiesystemen en warmtepompen.

Leerzame verschillen tussen landen

“Door samen te werken met verschillende landen, leren we veel van elkaar,” vertelt Cihan Gercek, projectleider bij Saxion. “We kijken bijvoorbeeld of onze oplossingen ook van toepassing kunnen zijn bij de communities in Denemarken of Polen en andersom. De Denen hebben veel data verzameld die wij weer kunnen gebruiken. We doen hetzelfde soort onderzoek, maar je merkt ook verschil tussen landen.”

Zo heeft elke community zijn eigen kenmerken. “Het mooie aan de Nederlandse gemeenschap is de bijzonder goede samenwerking met de bewoners. Heel veel input komt vanuit de bewoners zelf, dat komt natuurlijk ook doordat zij deze gemeenschap zelf helemaal opgebouwd hebben. Zij hadden echt een concrete vraag”, vertelt Cihan Gercek. “Door hun feedback krijgen we heel veel data over wat goed werkt en wat niet. In Polen en Denemarken is het meer top-down, vanuit de gemeente bijvoorbeeld."

KIEM-regelingen

Lector Richard van Leeuwen: “De kennis die we nu gebruiken in het SERENE-project is in samenwerking ontstaan met de partners, zoals Universiteit Twente. Hierin hebben we veel gehad aan 2 projecten vanuit de KIEM-regeling van Regieorgaan SIA. In deze projecten hebben we onderzoek gedaan naar slimme energiesystemen, waarvan eentje ook in Aardehuizen. Dit was het KIEM SEDCON-project.

"Met de KIEM-regeling konden we verkennend onderzoek doen naar een evenwichtigere belasting van het energienetwerk in samenwerking met bewoners. In dat project werden de ideeën geboren die nu onderdeel zijn van het Europese project.”

"En in het andere project, Optimaal Energieneutraal, hebben we een smart energiesysteem getest in een energieneutraal nieuwbouwproject. Dat heeft enorm veel kennis en een netwerk opgeleverd dat nu van pas komt in de internationale samenwerking en ook heeft geholpen bij het aanvragen van de Horizon2020-subsidie."

Een van de grote verschillen bij het werken aan zo’n internationaal project is dat er veel meer administratie bij komt kijken: maandelijkse updates, brochures, nieuwsbrieven, rapporten. “Dat is heel anders dan bij een SIA-project. Maar het is ook heel nuttig, we konden laatst een tussentijds rapport met weinig moeite omvormen tot een wetenschappelijk artikel.

"Dat is niet iets waar we binnen het hbo op focussen, maar door de inspanning van de betrokken universitair onderzoekers, voor wie publiceren binnen een wetenschappelijk kader belangrijker is, is dat voor ons een heel mooie bijvangst", vertelt Richard van Leeuwen.

Internationale samenwerking

De penvoerder van het project is Aalborg Universiteit in Denemarken. “We kenden hen en enkele andere partners binnen het consortium al vanuit de internationale onderzoekscommunity op dit vakgebied, bijvoorbeeld vanuit internationale conferenties."

"Door te presenteren op die conferenties, bouw je dit soort contacten op", vertelt Richard van Leeuwen. "Wat ons ook geholpen heeft, is de goede relatie met zowel Universiteit Twente als met Aalborg Universiteit in Denemarken die heel veel ervaring hebben met dit soort Europese projecten en daardoor goede contacten hebben in Brussel.

"Bij een Europese aanvraag draait het om complementaire partners maar ook weten hoe je in een voorstel en achter de schermen overtuigend kunt overkomen. Daarnaast moet je ook een beetje geluk hebben.

“De samenwerking verloopt heel goed want we vullen elkaar aan binnen de 3 landen. Elke 6 maanden komen we samen in een van de 3 landen en maandelijks hebben we een online meeting, dus we spreken elkaar vaak.”